Belgische Commanderij “Alden Biesen” van de Duitse Orde (bewerkt naar een toespraak van de heer JP Palms ter gelegenheid van 50 jaren familiareninstuut van de Duitse Orde in 2015).
De oorsprong
Iets jonger (de canonieke erkenning van de Duitse Orde door Paus Clemens III gebeurde in 1190) dan de beruchte Tempelorde, die in 1312 onder druk van Filips de Schone werd ontbonden, maar perfecte tijdsgenoot van de Orde van Sint Jan – de later geheten Soevereine Orde van Malta, ontstond de Duitse Orde bij het hospitaal O.L.V. van de Duitsers te Akko. Daar ontfermden zich monniken over pelgrims en kooplieden, die vanuit de Hanzesteden Lübeck, Bremen, Hamburg en Rostock naar het Midden-Oosten afreisden, gevolgd door de hoge Noord Duitse adel, die, in de geest van toen, de Heilige Plaatsen gingenverdedigen in Palestina.
Na de kruistochten
Lange tijd bleef de Orde echter niet in het Heilig Land. Depaus vroeg haar bijstand te verlenen aan de koning van Hongarije in zijn verzet tegen de invasie van heidenen uit het Oosten, die het katholieke Westen bedreigden. De hospitaalbroeders waren in het begin gewonnen voor het ridderideaal om, op pauselijk verzoek, militaire interventies te doen in Oost-Europa, waar zij aanzienlijke politieke macht verwierven; niets wat des mensen is, bleef hen vreemd. Deze, weliswaar tanende politieke macht bleef bestaan tot in 1815, bij het Verdrag van Wenen (waaraan ook de Grootmeester van de Duitse Orde als wereldlijke machtsdrager deelnam). Vanaf toen werd de Orde uitgebouwd als een geestelijke gemeenschap van broeders, zusters en leken, een actieve geloofsgemeenschap verspreid over een groot deel van Europa en het Middellandse Zeegebied met sociale, caritatieve en culturele doelstellingen.Om even nader toe te lichten hoe de Duitse Orde zich van de 19e naar de 20e eeuw gedroeg, past het te stellen dat zij veel erkentelijkheid verschuldigd is aan haar laatste leken-grootmeester aartshertog Eugen von Osterreich. Deze verzocht in 1922 Paus Pius XI de Orde te ontlasten van haar uitgesproken ridderlijk karakter en om te vormen tot een instituut van religieus en aan God toegewijd leven, met priesters en zusters. Dit werd realiteit in 1929 realiteit en de oorspronkelijke drieledigheid:- priesters, zusters en leken-, werd hersteld onder Paulus VI.Terloops wezen hier nog aan toegevoegd dat op 30 april 1865, onder Grootmeester Maximilian Joseph von Osterreich Este, het ridderlijk verleden toch is bestendigd door de oprichting van het Instituut van de Ereridders.
Alden Biesen.
Op heel korte tijd moet de Orde heel wat roem en aanzien hebben verworven en dit tot in onze streken. We zijn nog maar in 1220 als de graaf van Loon en zijn zuster de abdis van Munsterbilzen een kapel met gronden en landerijen aan de Orde schenken in de buurt van de bronnen van de Demer, waar veel biezen groeien in de moerassige velden. Zo komt hier een nederzetting van de Orde tot stand in de loop van de 13e eeuw. Spoedig groeit deze vestiging uit tot een Landcommanderij, met aanzienlijke bezittingen in het Prinsbisdom Luik, het hertogdom Brabant en tot in het Rijnland. Tussen de 16e en de 18e eeuw wordt een indrukwekkende burcht uitgebouwd, maar de Franse Revolutie spaart ook de Duitse Orde niet en het domein komt in privébezit. Restauratie van gebouw, geschiedenis en engagement.We maken meteen een sprong naar 1971; jonkheer Roelants du Vivier, dan eigenaar van Alden Biesen, kan het verval van zijn domein niet tegenhouden. Om de teloorgang te voorkomen overweegt mevrouw Rika De Backer, dan minister van cultuur, de aankoop door de Belgische staat. Tijdens haar bezoek wacht haar een warm onthaal. Er is immers gestookt in de mooie oude maar vervallen schouwen en wanneer zij toekomt staat alles in lichterlaaie. Niettemin wordt de koop van de ruïne doorgevoerd en ontzaglijke kredieten worden voor de heropbouw ter beschikking gesteld. Het geheel herrijst letterlijk uit zijn as. Maar van de geest van de Duitse Orde, die 7 eeuwen lang de grootheid van de site had gemaakt, bleef niets over. Vooral onder impuls van Johan Fleerackers, de kabinetschef van de minister van cultuur, van Paul Rock, de directeur-generaal van dat ministerie, en geruggesteund door gouverneur Roppe zou de keten van de geschiedenis weer aan elkaar worden gelast. Eind jaren 1970 nemen zij contact op met de Grootmeester te Wenen en bekomen zijn instemming om rond de projecten voor deze voormalige roemrijke Landcommanderij ook een aantal mensen te verzamelen, die de idealen van “helpen, helen en dienen” zouden doen heropleven in de traditie van de Duitse Orde. Ze waren niet alleen rechtstreeks betrokken met de wederopbouw van de historische panden maar ook sterk begaan met geschiedenis en cultuur en handelden uit diep christelijke overtuiging. Ze vormde het embryo van de uiteindelijke verrijzenis van de site in toto. De waarden die deze pioniers bezielden werden door Manu Ruys treffend verwoord in De Standaard bij het al te vroeg plotse heengaan van Johan Fleerackers. Ik citeer: “Meer dan wie ook legde hij de basis van het cultureel overheidsbeleid in Vlaanderen. Hij was een merkwaardig man, verfijnd, tactvol, bedachtzaam en plichtsbewust. Hij was de beminnelijkheid zelve, een edel mens die geloof en liefde uitstraalde voor zijn naaste zijn volk en de kunst in haar ruime verscheidenheid.” einde citaat.
Zelfstandige Belgische Commanderij “Alden Biesen” van de Duitse Orde.
Dit morele gehalte bezielde de pioniers die anno 1978 groen licht kregen van Wenen om hun christelijke idealen rondom deze historische panden terug vorm te geven. Onder het peterschap van de Balije Duitsland en meer bepaald de Komturei An Rhein und Ruhr, werd officieus een Belgische Commanderij in Alden Biesen opgericht. Dit noodzaakte het vinden van geëngageerde christenen, veelal bedrijvig in de caritatieve sector zoals beheerders van ziekenhuizen, scholen en instellingen, vrijwilligers in de armen- en ziekenzorg en de gehandicaptenbegeleiding. Vaak hadden dezen ook verantwoordelijkheden overgenomen van de verouderende religieuze congregaties De kleine kern verruimde naar Antwerpen en Leuven toe. Tussen 1978 en 1983 betoonden de Familiares van de Commanderij Rhein und Ruhr een onvolprezen toewijding bij de uitoefening van hun peterschap van de Commanderij Alden Biesen. Keulen, Geldern en Grevenbroich waren steeds nabij om hun getuigenis, hun voorbeeld, hun aanmoediging, hun werkwijze en de beleving van de idealen in de geest van de Orde te delen. Ze leerden ons hoe zich ten dienste te stellen van de lokale kerk, hoe te getuigen, niet als een mysterieuze of clandestiene loge, wel als een uitgesproken sociaalvoelende gemeenschap, aan wie het evenwel niet toekwam ostentatief op de voorgrond te treden. Na 5 jaar peterschap van de Commanderij Rhein und Ruhr, was de tijd rijp om op eigen benen te staan en besliste de Generale Raad en de Grootmeester op 9 februari 1983 tot de oprichting van de Zelfstandige Commanderij Alden Biesen. In plaats van onder het bewind te komen van de Balije Duitsland, zou Alden Biesen rechtstreeks afhangen van de Grootmeester. Dat was een uniek statuut in de Orde. Pas op 9 december 2009 werd een tweede zelfstandige Commanderij opgericht onder de naam Commenda Autonoma di Santa Maria degli Alemani Sicilia. Het Belgisch Staatsblad van 25 augustus 1983 publiceert de stichting van de vzw Familiares Ordinis Teutonici Sanctae Mariae in Jerusalem – Commanderij Alden Biesen, vereniging naar Belgisch recht, in conformiteit met de grondregelen van het Familiareninstituut, zoals goedgekeurd door Paus Paulus VI op 22 september 1965. Deze erkenning werd bekrachtigd op 5 april 1979 door de H. Johannes Paulus II. Een decreet van de Heilige Stoel van 25 maart 1986 stelde de conformiteit vast met de bepalingen van het nieuw wetboek van Canoniek Recht.
Het sociaal-cultureel engagement: helpen, helen en dienen.
Het is niet vanzelfsprekend om inhoudelijk vorm te geven aan een groep van weliswaar geëngageerde christenen, die van elkaar alleen weten dat de anderen ook de caritas beoefenen, maar die nu Alden Biesen ontdekken als een vuurtoren die zowel een baken als richtingwijzer wil zijn. Het eerder klein aantal leden (40 tot 50 voor de Commanderij Alden Biesen) en het gebrek aan belangrijke financiële middelen laat niet toe een of andere concrete instelling onder de arm te nemen. Dit staat in schril contrast met wat de machtige Balije Duitsland verwezenlijkt in vele instellingen, weliswaar ondersteund door de broeders en de zusters van de Orde. Vooral persoonlijke initiatieven van confraters, later ook van consorores, concretiseren het helpen- en helen- en dienen-ideaal van de Orde. Inmiddels heeft de Commanderij Alden Biesen nauwe contacten tot stand gebracht met de Soevereine Orde van Malta, alsook met de Ridderorde van het Heilig Graf van Jeruzalem. Het aanhalen van de banden tussen de drie Orden laat synergetische acties toe. Zo slaagden na de val van de Berlijnse muur, confraters die tevens beheerders waren van ziekenhuizen en zorginstellingen vele vrachtwagens vol te laden met medische apparatuur, bedden, ziekenhuismeubilair… om de Orde van Malta te helpen in hun hulp aan Oost-Europa.”. Zo vertrokken ook uit Limburg, met instemming van de gerechtelijke en fiscale overheden en weerom in samenwerking met de Orde van Malta, aanhangwagens volgeladen met gloednieuwe in beslag genomen schoenen, jassen en klederen allerhande naar Wit-Rusland. Niettegenstaande heel wat lijden kon worden verzacht, zetten vervoer-, douane- en logistieke problemen een eindpunt achter deze samenwerkingsvorm en hoe vruchtbaar deze ook was, ze bleek geen echt bindmiddel binnen de Commanderij.
Renaissance 2003: aandacht voor geloofsverdieping.
Aan het begin van dit millennium (en vandaag terug, zie missie) werd tijdens een retraite in Herckenrode gezocht naar een hertaling en actualisering van de missie van de Duitse Orde. Men exploreerde nieuwe doelstellingen na het wegvallen van de gemeenschappelijke projecten met de andere Orden. Men besefte beter dan ooit, dat, ook al blijkt “helpen en helen” in concreto moeilijk uit te werken, het begrip niettemin de specifieke spiritualiteit van de Orde tot stand brengt. Om zich hiervan beter bewust te worden, besloot men elkaar maandelijks te ontmoeten, intenser met elkaar te dialogeren en een hechte spiritualiteitsgemeenschap te vormen als voedings- en inspiratiebron van ons christelijk leven. Geen projectgerichte zendingen meer, tenzij sporadisch of occasioneel, wel het verdiepen van onze geloofskennis, het in gemeenschap ontwikkelen van een diepere geloofsbeleving, het scheppen van een warme, hartelijke en vertrouwensvolle vriendengroep. Het thematisch samen bestuderen van actuele geloofskwesties via lectuur, spreekbeurten en contemplatieve dialoog biedt hiertoe mogelijkheden. Extra aandacht voor gemoedelijkheid, onthaal, vertrouwen, broederlijke gedachtewisseling, meer intensiteit, minder formalisme en openstelling van de Commanderij voor dames. Met dit laatste waren wij pioniers voor de hele Duitse Orde. Opgemerkt wezen dat deze opgefriste spiritualiteit in de pure traditie van de Orde ligt, waarvan wij ons als Familiares de wettige erfgenamen weten, bewust van de plicht een schakel te zijn in de meer dan 8-eeuwenoude keten, die door de aantredende generatie zal moeten verder gezet worden.Door diepgang in het geloof, door verruiming van de hiervoor noodzakelijke kennis willen we ons inherent bewust worden van de fundamentele caritas. Dit tegen een historische achtergrond waarin ridderlijkheid als waarborg geldt voor de authenticiteit en de eerlijkheid, maar bescheidenheid evenzeer getuigt van Gods oeverloze tederheid, zoals ook Paus Franciscus het ons steeds voorhoudt.Het behoort tot de opdracht van de Familiares zich in de complexe problematiek van onze chaotische samenleving te verdiepen, erover te dialogeren en voor zichzelf en voor de Orde als gemeenschap geactualiseerde actiepunten te ontwaren. De Commanderij Alden Biesen behoort de som te zijn van goede wil, van geloof, van kennis en van inzet van haar leden. Een nieuw perspectief biedt zich aan na het symposium in 2015 over de problematiek van de christenen van het Midden-Oosten, evenals met het vluchtelingenfenomeen waarbij duizenden mensen als martelaren van de 21e eeuw bij ons terecht komen en beroep doen op “helpen en helen”. Het belangrijkste bindmiddel tussen alle vorige beschouwingen blijft het onophoudelijk gebed, samen met en voor elkaar, in enge verbondenheid met de lijdende, gebroken en vervolgde mens, met de armen en de verstotenen, kortom met al degenen voor wie Paus Franciscus onophoudelijk pleit en die ons appelleren op inzet, liefde en betrokkenheid. Dat vergt meer dan het louter symbolisch klokkengeluid; laten wij dus nog wakkerder worden, niet vrezen maar doen.
Missie 2018.
Een heractualisering van deze missie in 2018 bleek en blijkt een niet zo eenvoudige, maar vooral boeiende uitdaging. Een oefening waarin men eigenlijk relatief veel minstens ogenschijnlijke paradoxen kan betrekken:
-Hoe leggen we de balans en verhouding tussen geloofsverdieping en caritas?-Zien we onze caritatieve inzet vooral binnen ons regulier leven of binnen een gemeenschappelijk project?-Hoe heffen we een mogelijke competitie op tussen caritatief engagement (en misschien zelfs ook geloofsverdieping door verschillende ritmes zelfs binnen families) binnen het reguliere leven en de Duitse Orde?-Hoe verzoenen we traditie met actualisatie, discretie met maatschappelijke beïnvloeding, met “niet ostentatief” maatschappelijk impact?-Welk beeld van de Duitse Orde streven we in het maatschappelijk discours na, waarmee willen we eventueel geassocieerd worden?-In welke mate bepaalt “helpen en helen” de ideale ledensamenstelling van de commanderij?-Wensen we actief in te zetten op externe fondsenwerving?
Het is nuttig deze paradoxen, vragen, keuzes intern regelmatig te verfijnen; een in de traditie ingebedde maar ook niet wereldvreemde visie, missie is immers meer dan nuttig bij het informeren van mogelijke leden en gewoonweg onmisbaar als we ons ook bijvoorbeeld via een webstek naar buiten toe wensen te profileren.
Tijdens de “Herkenroderetraite” werd met betrekking tot deze vragen een consensus bereikt om vooral door een intensievere geloofsverdieping binnen de Orde geïnspireerd in het dagdagelijkse leven te staan. De evaluatie van gemeenschappelijke projecten werd door veranderde externe omstandigheden “helaas” minder positief, ondanks belangrijke inspanningen tot meer efficiëntie door vruchtbare samenwerking met andere Ordes, in casu vooral Malta.
Het “helaas” noopt ons ertoe verder te denken. Tussen 100% geloofsverdieping en Alden Biesen of een zorgstelling uitbaten bestaan er misschien tussenwegen. Misschien moeten we de kracht niet onderschatten en herontdekken van gewoon het consequente “kleine goed doen”, moeten we, naast het evidente belang voor derden, ook de kracht niet onderwaarderen van het gemeenschappelijk uitbouwen van een project in het bevorderen van de vriendschap, van de verbondenheid, van de samenhorigheid van de leden van onze commanderij of van de “broederschap”, die zeker ook een essentiële pijler van onze commanderij zijn.
Gebrek aan hulpvragen kunnen we vandaag, “helaas” niet inroepen om noodgedwongen contemplatief te blijven. Daarom is onze commanderij actief de laatste tijd actief geweest rond de problematiek van de christenen in het Midden-Oosten en van de vluchtelingen, mensen die vaak ook lijden voor hun ideaal.Vandaag mogen we ons alvast gelukkig prijzen contacten te onderhouden met het Limburgs Platform voor Vluchtelingen. Vanuit de organisatie, maar ook vanuit de vluchtelingen zelf, zullen ze ons zeker inspireren hoe we helpend en helend in de wereld kunnen staan, met onze middelen, talenten en expertise. In Kansi (Rwanda) wensen we duurzaam een secundaire meisjesschool te ondersteunen.